Español

Samenvatting

Ik ben geboren in Mendoza, Argentinië, en opgegroeid in de hoofdstad Buenos Aires. Mijn eerste meester was Juan Carlos de la Mota, mijn vader.
Op 24 maart 1976 begon ik met de avondcursus aan de Academia de Bellas Artes (Academie
voor de Schone Kunsten) Prilidiano Pueyrredon in Buenos Aires. Diezelfde avond nog moesten we echter uit de Academie weg omdat er een coup gepleegd was. Er volgde een bijzonder zware tijd die mijn hele jeugd geduurd heeft. Mijn ouders hadden me een boek gegeven dat bepalend zou zijn voor de richting waarin mijn werk zich ontwikkeld heeft, een boek getiteld: “Estética de las Proporciones en la Natureleza y las Artes” (“Esthetiek van de Proporties in de Natuur en de Kunsten”) van Matila C. Ghyka. Mijn ouders hadden dit boek gelezen in de tijd dat ze elkaar leerden kennen in het atelier van hun leermeester Spilimbergo, waarvan mijn moeder het meest vooraanstaande model was geweest. Terwijl ik de avondcursus volgde, werkte ik overdag als grafisch ontwerper in de Editorial Abril waar ik het vak leerde, want in die tijd bestond er nog geen opleiding voor grafisch ontwerper. In 1982 werd ik aangenomen op de Escuela Superior de Bellas Artes (Hogere School voor de Schone Kunsten) Ernesto de la Carcova. Daar werkten we van 8.30 uur tot 12.30 onder leiding van docenten, waarna we de rest van de dag de vrijheid hadden om zelfstandig te werken in de ateliers van de academie. In die tijd hadden we docenten van verschillende signatuur en mening, wat voor ons een stimulans was om steeds in discussie te gaan, een kritisch standpunt in te nemen en om te onderzoeken en creëren. Er waarde een geest van vrijheid door de tuinen en over de pleinen, en in 1983 kwam er een einde aan de dictatuur. In samenwerking met organisaties voor de mensenrechten schilderden we duizenden figuren op vellen decorpapier die we overal op straat opplakten. Als spoken doken zij op in de stad, met afbeeldingen van de vermisten, de mensen die vermoord waren door de militaire dictatuur. Het was indrukwekkend, ook voor onszelf als actievoerders.
Tussen de jaren 1988 –’90 werk ik samen met groepen aan de uitvoering van installaties en
performances buiten het traditionele circuit, zoals het Museo Bailalbe (Het Dansmuseum) in Medio Mundo Varietté, Bicho de Pré en Cemento Discotheek

Espuma de Maní
In 1993 maak ik mijn eerste installatie, met de titel: Espuma de Maní (Schuim van pinda’s), in het culturele centrum van Recoleta in Buenos Aires. Deze installatie omvat een aantal voorwerpen die gemaakt zijn van aluminium. Het gaat om figuren die eindeloos herhaald kunnen worden; ik wilde een luchthartige sfeer creëren, met een verwijzing naar de industrie. Alles begon met het beeld van een affiche dat ik op straat zag. Op dat affiche stond een ufo (vliegende schotel), en de vorm van de schotel met licht dat er onderuit kwam, riep het eerste beeld bij me op. De lichtkegel werd bij mij een kegel van aluminium. Geleidelijk aan kwamen er meer, als een invasie van ufo’s. Net zoals het ging toen ik jong was en we thuis getuige waren van de invasie van beeldhouwwerken van mijn vader.

El Aceite Azul
In 1994 voer ik een project uit dat bestaat uit het in kaart brengen, een inventarisatieproject “El Aceite Azul (Blauwe Olie), met steun van het Fondo Nacional de las Artes, het Nationale Fonds voor de Kunsten. Dit werk was eigenlijk een soort esthetische topografische route, een reeks foto’s en teksten, verzameld tijdens een reis.
Ik ging op zoek naar tekenen die de straat me verschafte, iets wat me in de gelegenheid zou stellen om de identiteit van de stad te ontdekken. Ik liep langs de oevers van de Riachuelo, langs de toegang naar de haven en vanaf het station Puente Alsina naar de Quema, de plaats waar het stedelijk afval verwerkt wordt, waarbij ik ook langs de wijk Ingeniero Bunge kwam. Ik kwam langs plekken waar verschillende sociale klassen woonden. Elke foto die ik nam, was een icoon, een maatstaf op een lijst utopische normen…
Als gevolg van dit werk werden mijn sociale, culturele en affectieve banden met de stad een stuk sterker. Dan was er nog een ander element, namelijk de ontdekking van en verslaving aan de tango als gevolg van mijn eerste danssalon: de tango.
 
Ciudad Oculta
In 1995 reis ik naar Europa naar aanleiding van twee uitnodigingen om te werken: het geven van tangolessen, en werken in kunstcentrum Amakhono in een buitenwijk van Nice, in de Provence-Alpes-Cote d’Azur. Daar creëer ik twee installaties, Ciudad Oculta (Duistere Stad) en Hoy no Bailo (Vandaag dans ik niet). Op enige hoogte in de Alpes Maritimes, aan de oever van de rivier La Madeleine, trof ik een situatie aan die me deed denken aan El Azeite Azul: de weg liep langs de rivier, en op een plek tegenover de rivier werd afval gedeponeerd die door sommige mensen, waaronder ikzelf, verzameld werd. Zo verzamelde ik een hele reeks voorwerpen die ik op grond van hun kleur en vorm een bepaalde opstelling gaf, en schiep een “scenario” waarin gebroken werd met het functionele doel van de dingen. Ik gaf die een andere betekenis: met dezelfde alledaagse voorwerpen creëerde ik een andere situatie, een andere stad. Ik wilde een stad zichtbaar maken die zich normaliter niet laat zien.

Hoy no Bailo
Hoy no Bailo, een installatie die in dezelfde plaats gemaakt is, wil een gevoel opwekken
van afstand, verlating en verlies, afgebladderde herinneringen. Gevoelens die immigranten
bezielen, ofschoon ik op dat moment nog niet wist dat ik een van hen was. Keurige, prachtig witte of blauwe kartonnen dozen, als witte huisjes waarop hier en daar een
foto van het verleden te zien is. Een foto toont een beeld van een werkelijkheid die voorbij is, maar als die foto in een andere context geïntegreerd is, verliest dat beeld zijn tijdelijke waarde. Als mijn verblijf hier ten einde loopt, verhuis ik naar Den Haag, Nederland, om tangoles te geven. In 1996 kom ik aan in Maastricht, waar mijn dochter, Perla Vita, geboren wordt, reden waarom ik mij in Nederland vestig, ondanks het feit dat ik mij nog verbonden voel met Buenos Aires.

Un viaje subtepass
In 2001 ontstaat Un viaje-subtepass, een installatie die ik gemaakt heb in het Centrum ter
stimulering van de Kunst Hedah, in Maastricht. Met dit werk wilde ik mijn geschiedenis omkeren, in zekere zin terugkeren op mijn schreden. Aan de Difunta Correa, een mythische figuur uit de provincie San Juan in het noordwesten van Argentinië, heb ik oude legende ontleend om het werk aan haar op te dragen. Op een lichte, eenvoudige constructie van palen installeerde ik een buis met gaatjes op allerlei plaatsen over zijn gehele lengte. In die buis gooide ik vloeibare klei, die ik liet rondstromen zodat hij door de gaatjes op onderstaande kommen druppelde. Na enige tijd gingen die kleidruppels stollen zodat zich een soort stalagmieten vormden. Ik moest de klei elke dag aanvullen en omroeren om ervoor te zorgen dat de installatie zo bleef functioneren als ik wilde.

In 2002 ontvang ik de basisbeurs die verstrekt wordt het Fonds-bkvb (Fonds voor plastische
kunsten, ontwerpers en architecten in Nederland). In die tijd verhuis ik naar België waar ik
alleen woon met mijn dochtertje Perla.

Poqué los paraísos tienen que estar perdidos o prometidos?
In 2003 neem ik deel aan de Maasmanifestatie, een evenement georganiseerd door het
Stedelijk Museum van Roermond. In het museum richt ik bovenbeschreven installatie Un viaje-subtepass in. Buiten het museum, vlakbij de stad leg ik, bijna tegen een vuilnisbelt aan, een soort groentetuin aan, getiteld: “Porqué los paraísos tienen que estar perdidos o prometidos?” (“Waarom zouden paradijzen verloren of enkel een belofte moeten zijn”?).
In Nederland is het vrij gebruikelijk een stukje land van zo’n 20 vierkante meter te huren of te kopen voor de verbouw van groenten, daar niet iedereen een tuin, laat staan een stuk land kan hebben. In de aan elkaar grenzende tuintjes wordt van alles verbouwd, van aardappelen en tomaten tot zonnebloemen en lavendel. Deze volksmoestuin van mijn project legt een link met de installatie in het museum, in die zin dat de tuin het resultaat is van een ritueel en een offerande. “Beide installaties moeten regelmatig en met zorg worden behandeld om zo, langzaam en
gestaag, de transformatie mogelijk te maken.” (Ad Helmericht)

La Toma
In 2004 ontstaat ”La Toma, La Toma de las inconveniencias”, in De Nederlandsche
CACAOFABRIEK in Helmond, Nederland. Alweer heb ik een plaats aan het water gevonden, het kanaal de Zuid-Willemsvaart; hier heb ik mijn ervaring met en kennis van grafische middelen, collages en inkt uit mijn geheugen opgediept waarmee ik destijds vorm gaf aan mijn politieke activiteiten. Het was een terugkeer naar de tijd van de dictatuur in Argentinië, en tegelijkertijd een herstel van wat ik geleerd had op het gebied van de grafische kunst. Verder ontmoette ik in deze periode de fotograaf Jo Hreinson, afkomstig uit Ijsland, die in Helmond verbleef. We werkten samen aan de opstelling van een boek.

Aire-Vudu-Rancune
In 2005 ontstaat Aire-Vudu-Rancune, als gevolg van een reis afgelegd langs de oevers van
de Maas in het grensgebied tussen Maastricht en België. Mijn werk was voornamelijk gericht op de bewoners van Lanaye, het plaatsje waarin ik woonde en werkte. Ik wilde hun conflicten op een speelse manier verbeelden alsof die uitsluitend uit kleuren en vormen bestonden en door ze van elke persoonlijke betekenis of emotionele connotatie te ontdoen. De expositie vond plaats in een plaatselijk café en kreeg meteen de volle laag van de bezoekers van het café. Dit was voor mij een goede les: het was belangrijk het doel van dit werk voor ogen te houden.

In 2007 zet ik een tangoschool op met de naam Club Margot, onder meer om een ontmoetingspek te creëren voor het stimuleren van de discussie en de gedachten over kunst, en over de cultuur in het algemeen. Een podium ook voor Latijns-Amerikaanse kunstenaars en voor het bevorderen van culturele uitwisseling.

Luikerseweg
In 2008 maak ik twee muurschilderijen: Luikerseweg in kunstenpodium de AINSI, en Ajeno in Bewoest Centrum Eyes. Het thema is: “beperkingen als grenzen”. De beperking schuilt naar mijn idee in datgene waar institutionele symbolen voor staan, in de aansluiting bij een partij of godsdienst. Door de verdeling van de samenleving in sociale en politieke groepen, zal het leven stagneren en zullen de rivieren niet langer stromen.

Mijn Werk
Mijn uitgangspunt is basaal en oorspronkelijk: een punt dat betrekking heeft op de geschiedenis, op een concreet of een “imaginary|fiction” feit. Wat mij interesseert, is de
gevolgen daarvan na te gaan, de ontwikkeling te bekijken en een kritische onderzoekingsreis voor te stellen.

In mijn installaties zijn altijd sporen van het verleden te vinden, van een vorm van registreren, van een traditie. Die sporen leiden meestal naar het land waar ik geboren ben en waarin ik niet leef.

Ik leef dus in de wereld van mijn tegenstellingen omdat juist daarin de aantrekkingskracht
schuilt. Door mij toe te eigenen wat mij vreemd is, andere codes, verlies ik hetgeen mij eigen is. Daarom moet er een recuperatie worden verricht. Door mij te identificeren met hetgeen mij vreemd is, kies ik datgene wat me in de ander aantrekt om het te krijgen, het is een reis heen en terug. Het ene door middel van het andere. In die beweging van de ene plek naar de andere wil ik midden op dat kruispunt uitkomen. Als bevestiging van het feit dat er geen plaats is om heen te gaan noch een plaats om naar terug te keren: iets wat verschuldigd is, de buitenlandse schuld, de politieke schuld, terugkeren of teruggeven, het zijn alleen maar aspecten van een beweging. Het verschuldigde heeft niet alleen te maken met wat we verschuldigd zijn uit vaderlandsliefde of om redenen van ras - ofschoon die schuld ontegenzeglijk een sociale lading geeft aan mijn werk – maar is wat we verschuldigd zijn aan de mensheid, om dit leven gelijk te geven, met zijn “kruispunten” en herhaalde terugkeer: Erkennen dat men ondanks alle veranderingen, alle heen- en terugreizen, slechts één beweging is in meerdere richtingen.

De tien jaar dat ik als ontwerpster gewerkt heb, hebben kennelijk hun sporen nagelaten op
mijn werk, ik wilde steeds het treffende beeld vinden. In de vorm van een dynamische situatie die het effect heeft van een dubbele boodschap. Prikkelen, de aandacht opwekken, en dan verwijzen naar iets anders wat in dat beeld verborgen ligt. Het is het geheim dat volgens mij vervat is in dat boek van Matila C. Ghyka: de structuur is de reden waarop een tekening, een idee, een slak of een kristal berusten. Een structuur die zijn vorm ontleent aan de kruising van tegenovergestelden. Deze dubbele boodschap ontleent zijn interne eenheid aan die structuur, die ervoor zorgt dat de communicatie doeltreffend is en dat er verschillende interpretaties mogelijk zijn. Deze boodschap moet het logische begrip van de betekenis van het beeld onderuit halen. De installatie werkt voor mij als een magische handeling, een ritueel. Een tekening met Chinese inkt (sumie) maakt het me mogelijk twee “hemisphere” met elkaar te verbinden. Daarom is het gebruik van Chinese inkt of sumie voor mij de meest geschikte techniek, omda die sowieso een techniek van het gebaar is, een techniek van het tragische ook, waarin ieder gebaar onherroepelijke gevolgen heeft. In elke vorm van bestaan bouwt het leven een structuur op die voortkomt uit beweging. Denkend aan de manier waarop rivieren de tekening van een kaart bepalen, vraag ik me af welke tekening de mensheid maakt.

Vertaling Mariette Kolhoven